Velen vinden dat kunst en cultuur niet belangrijk is en vooral niet dat het door de overheid ondersteund moet worden. Het is voor hen geen essentiële levensbehoefte, er zouden veel teveel subsidies naar de sector gaan, kunstenaars zijn "profiteurs" en zij moeten maar wat anders gaan doen als ze er niet van kunnen leven. Zeker in tijden van economische crisis zijn de reacties van reaguurders in het debat vaak niet mals.
Met dit simplisme gaat men echter aan een groot aantal zaken voorbij.

Men kijkt naar films en tv-programma’s, gaat naar concerten en theatervoorstellingen, leest boeken en tijdschriften of luistert thuis naar muziek. Hierbij hebben maar weinigen besef van waarom en hoe dit werk tot stand komt.

Het belang van kunst en cultuur is intrinsiek: het geeft kleur, duiding, schoonheid, kwaliteit en waarde aan het leven. Het toont het 'wezenlijke' en biedt verdieping en verlichting. In verhalen (films, documentaires, artikelen, boeken - ook non-fictie) wordt een stilistische weergave van het leven gegeven, ze gaan over de menselijke conditie, over worsteling en hoop, over liefde en dood. Schrijvers bieden hun authentieke kijk op het leven, schenken je nieuwe inzichten en kennis. Door te lezen breiden kinderen hun woordenschat uit, leren zich uit te drukken, ontdekken zelfreflectie en het vermogen zich in te leven in anderen. Met het stimuleren van de verbeelding en fantasie worden nieuwe hersenverbindingen aangemaakt en creatief, innovatief en divergent denkvermogen gestimuleerd. Het draagt bij aan zorgvuldig waarnemen en genuanceerd uitdrukken.
Nadat je "De grijze boom" van Piet Mondriaan hebt gezien, kijk je voorgoed anders naar de natuur, de wereld.
Muziek beluisteren kan een puur esthetische ervaring zijn, maar ook herinneringen oproepen. Het kan je ook de spirituele ervaring geven opgenomen te zijn in een groter geheel. Of het daarbij nu om klassieke muziek gaat, of om een collectieve feestervaring op een dance-festival. Met zelf muziek maken ervaar je - ook kinderen - de kracht en waarde van non-verbale menselijke interactie.
Men geniet en beleeft kunst en cultuur, ontleent er troost en inspiratie aan, maar lijkt zich er niet van bewust te zijn dat hun leven blijvend kwalitatief wordt beïnvloed door het noeste werk van kunstenaars.

Net als de intrinsieke waarde wordt toch ook de maatschappelijke of economische invloed van kunst en cultuur op de samenleving onvoldoende onderkend. Kunsteconoom Pim van Klink schrijft*: “het klassieke economisch mechanisme van vraag en aanbod is niet van toepassing. Kunstenaars produceren werk uit noodzaak. Onafhankelijk van de vraag blijft de kunstenaar produceren. Overaanbod blijft, want de productie daalt niet, overproductie is de consequentie van de noodzaak tot creëren. Bij een gewone onderneming wordt overproductie vermeden, er wordt simpelweg overgegaan tot assortimentswijziging, andere producten en/of het vinden van andere markten. De kunstenaar blijft echter zijn eigen werk produceren en schakelt over naar inkomsten uit andere, ook niet-artistieke werkzaamheden. Het chronische overaanbod leidt tot een permanente neerwaartse prijsdruk. Eén op de vijf kunstenaars verdient genoeg met kunst, de rest subsidieert zijn werk met niet-artistieke inkomsten. De grootste subsidiënt van de kunsten zijn de kunstenaars zelf.”

“Het publiek heeft moeite met zijn eigen ‘vraag’, heeft smaakonzekerheid. Het ziet steeds vaker door de bomen het bos niet, laat zich leiden door voortrekkers, ‘influencers’, recensenten en dergelijke. De prijsstelling van kunst is problematisch. Een boek, opera, film, album - het kost veel tijd en arbeid waar consumenten geen zicht op hebben of rekening mee houden. De beroepspraktijk van de makers wordt geromantiseerd. Media en onderwijs presenteren alleen het populaire aanbod, vaak in een behapbare formule, waarin de makers ondergeschikte passanten zijn. Bijvoorbeeld bij The Voice of Holland of DWDD. Hoewel men dagelijks muziek en media-uitingen consumeert, noemt men kunst en cultuur geen basale levensbehoefte. De vraag is daardoor discontinue en bovendien statusgebonden.” Aldus Pim van Klink.

Kunst wordt inderdaad vaak geconsumeerd “zonder zicht te hebben” op de achterliggende productie. Voor een cappuccino wordt graag €2,- neergelegd, maar een muziektrack wordt het liefst gratis gedownload, of goedkoop gestreamd. De productie van een kopje koffie is velen malen goedkoper dan muziekproductie. Denk aan de aanschaf van een muziekinstrument, duizenden arbeidsuren aan muziekinstrument- of vocale studie, het inhuren van musici voor repetities en opnames, het afhuren van een muziekstudio en het betalen van technici en hun materiaal, het produceren van oplagen CD’s en DVD’s. Aan alle voorstellingen zit een keten aan activiteit van acteurs, musici, schrijvers, componisten, regisseurs, ontwerpers, decorbouwers, drukkers, technici, planners, vrachtwagen-chauffeurs, internetbedrijven, impresariaten, accountants en catering. Zonder dat het publiek het zich realiseert is de kostprijs van cultuurconsumptie (het entreekaartje) reeds door overheidsingrijpen sterk beïnvloed. Niemand in Nederland betaalt een ticket van pakweg € 1500,-.

Het zogenaamd ‘commerciële’ theateraanbod wordt ook in een door de gemeente gebouwde en gefinancierde stadsschouwburg gegeven. De snelweg, het fietspad, de stoep naar die schouwburg toe is ook door de overheid ‘gesubsidieerd’.

En vergeet vooral niet: kunstenaars zijn ‘economisch wederkerig’: zij betalen belasting, spenderen hun inkomen aan huur, boodschappen, verzekeringen, enzovoort. Het geld gaat terug de maatschappij in: vaak blijft er niets over, vaak is er sprake van inkomens onder bijstand niveau. Voor werknemers in loondienst zijn de sociale voorzieningen beter geregeld dan voor de ZZP’ers in de kunsten.

In 2020 berekende het CBS dat de cultuursector goed is voor een bijdrage aan het BNP van 3,7%. Dat is bijna net zoveel als de Bouwnijverheid (4,2%) en twee keer zoveel als Landbouw, Bosbouw en Visserij tezamen (1,6%). Cultuur draagt bij aan 4% van de werkgelegenheid, er wordt voor €15 miljard aan cultuur geconsumeerd. Toeristen komen naar Nederland vanwege Rembrandt en Van Gogh, waar hotels, restaurants, café’s en winkeliers van profiteren. Buitenlandse bedrijven vestigen zich het liefst in steden met een groot cultureel aanbod, zoals Richard Florida in zijn ‘creative cities’ zo mooi aantoont. Zijn boeken over de economische wederkerigheid van cultuur vonden veel weerklank bij stadsbestuurders, projectontwikkelaars en citymarketeers.

Als het zo is dat de wet van vraag en aanbod anders werkt binnen de cultuursector, dan is het onbillijk dat andere beroepssectoren wel zo vanzelfsprekend uit publieke middelen worden gefinancierd en de beroepsgroep van cultuurmakers niet. In deze sectoren wordt ook uit noodzaak geproduceerd, dus waarom dan wel publiek geld naar de zorg, het onderwijs, de wetenschap, de politie en brandweer, defensie, ambtenaren en politici, maar niet naar cultuur? Of moeten we deze andere sectoren dan ook maar aan de markt overlaten? We zien nu dat pogingen daartoe slecht uitwerken. Waarom wordt de beroepsgroep van kunstenaars zo onheus benaderd?

Ook realiseert men zich onvoldoende dat het algemene publiek zelf en het bedrijfsleven ook veel voordeel haalt uit overheidsbemoeienis. Er bestaat huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek (jaarlijks €140 miljard), kinderbijslag, PGB's en andere (inkomens)toeslagen. Velen menen niet mee te willen betalen aan "linkse hobby's" zoals kunst, maar via hun inkomstenbelasting en premies betalen huurders mee aan de hypotheekrenteaftrek, woningbezitters aan huurtoeslagen, kinderlozen aan kinderbijslag en kinderopvangtoeslagen, niet-rokers aan longkankeronderzoek van ziekenhuizen, fietsers aan nieuwe rijkswegen, enzovoort. Iedereen draag bij aan algemene, maar wel geoormerkte publieke voorzieningen.
Voor bedrijven zijn er in aantal veel meer subsidieregelingen en fiscale arrangementen dan voor de culturele sector. Daar gaat vanuit Economische Zaken jaarlijks zo’n € 2 miljard in zitten. Denk bijvoorbeeld aan werkgelegenheidsregelingen voor achterstandsgroepen, sommige werkgeverslasten, pensioenafdrachten voor oudere werknemers, secundaire arbeidsvoorwaarden, duurzaamheid – de lijst is lang.

Jaarlijks gaat € 720 miljoen aan Europese landbouwsubsidies naar Nederlandse boeren. Nederlandse gemeenten steken jaarlijks gezamenlijk € 230 miljoen in het betaalde voetbal. Het kunstvijandige mediabedrijf PowNed ontving in 2016 zo’n € 3,8 miljoen subsidie, overigens voor het uitzenden van slechts 22 uur televisie dat jaar.

En dan nog te zwijgen over de belastingafspraken die multinationals kunnen maken met de belastingdienst, of het zelfs ontwijken. Google maar eens op ‘rulings’ en ‘ATR’ en ‘APA’. Koninklijke Shell ontving € 10 miljoen subsidie in de periode 2014-2018 en betaalde geen winstbelasting in Nederland. De KLM betaalt geen belasting over kerosine en tickets, daarmee bespaart ze € 2 miljard per jaar.
Opnieuw de vraag: waarom wordt de beroepsgroep van kunstenaars zo onheus benaderd?

Men vindt dat kunstsubsidies een oneerlijke bevoordeling zijn van één bepaalde beroepsgroep. Maar opereert de ‘vrije markt’ eigenlijk wel op een eerlijk speelveld? In de huidige neo-liberale economie is ondernemen de heilige graal, grote winsten zijn het doel. Bedrijven houden met steun van de overheid de lonen zo laag mogelijk (vaak in ‘ontwikkelingslanden’), onderhouden flexibele arbeidsrelaties. Werkgeverslasten worden vermeden door mensen in loondienst te ontslaan en ze dan als zzp'er 'opdrachten' te verlenen. Productiekosten worden gedrukt, door bijvoorbeeld kwalitatief minderwaardige producten te maken die zo snel mogelijk weer vervangen moeten worden. 
Consumenten kunnen bedrijsbeleid nauwelijks bijsturen, "duurzaam consumeren" wordt bemoeilijkt door bijvoorbeeld subsidies aan fossiele energiebedrijven of door ondoorzichtige productieprocessen. Het "vrije spel van vraag en aanbod" krijgt geen kans door de "asymetrische informatievoorziening".
Ook in deze "vrije" markteconomie is overaanbod: hebben we echt 40 soorten pindakaas en 83 frisdrankmerken nodig? Multinationals en superrijken ontwijken belastingen en bewerkstelligen gunstige wetgeving via politieke lobby's. Zo verdienen zij veel geld, dat ze niet op de klassieke manier volgens de wet van vraag en aanbod hadden verdiend. De bedrijven gaan de beurs op, aandeelhouders verdienen extra geld. Met dit geld wordt nog meer speculatief geld verdiend. Superrijken doen aan filantropie, want dan komen ze in het nieuws en kunnen die gift aftrekken van de belasting: dan is één instantie blij, maar de gemeenschap niet geholpen. Economische en politieke manipulaties hebben de klassieke marktwerking verdrongen. De "tucht van de markt” is tegenwoordig een illusie, een dogma. “Fair trade” verzet zich tegen deze unfair trade.

Overheden willen economische groei. Maar in de huidige neo-liberale corporatocratie bereiken de vruchten van die welvaart de bevolking niet. Winsten blijven hangen bij de toch al grote vermogens. Thomas Piketty toont aan dat kapitaal meer kapitaal genereert en dat een arbeidsinkomen geen garantie meer is voor welvaart. Het is een misvatting een economie die gedomineerd wordt door aandeelhouderskapitalisme een 'vrije markt' economie te noemen. Gebruik dit dus ook niet als argument tegen kunstenaars!

Er gaan niet ‘teveel’ subsidies naar kunst en cultuur. Het is bij het publiek blijkbaar onbekend dat de Rijksoverheid slechts 0,3% van de rijksbegroting hieraan besteedt. In 2017 was dat € 824 miljoen van de € 264,5 miljard. Ingezoomd op de jazzsector: al tientallen jaren zijn er slechts enkele tonnen beschikbaar voor jazzconcerten, het jaarlijkse totaalbedrag dat het Rijk aan deze sector besteedde bood ruimte aan een modaal inkomen voor 33 musici. Sinds de draconische bezuinigingen van staatssecretaris Halbe Zijlstra zijn dat er 18. Zie ook: http://jazz-in-nederland.blogspot.com

Het overgrote deel van de subsidieaanvragen wordt afgewezen, een groot deel van de plannen wordt goedgekeurd op kwaliteit en ondernemerschap, maar niet gerealiseerd vanwege onvoldoende budget. Kunst- en kunstenaarsbeleid staat al meer dan een halve eeuw in de kinderschoenen en de één na de andere bewindspersoon bij OC&W blijkt onvoldoende geïnformeerd te zijn, geen historisch besef van dit beleidsterrein te hebben of op een volwassen manier de sector te benaderen. Er wordt kleinerend gezegd: “ga nu eens volwassen onderhandelen”, zonder de sectorspecifieke economische structuur te doorgronden. Of al decennia lang: “we werken aan het professionaliseren van de sector”, zonder daarbij uit te leggen wat ze daarmee bedoelen of te kijken naar de kunstenaars die al jaren met hoogwaardige arbeid op topniveau opereren. Er liggen talloze rapporten over de inkomenspositie van kunstenaars van de SER en Economische Raad in de la, maar doorvergaderen is tenslotte het werk van deze politieke sector. Actieve maatschappelijke interventies blijkbaar niet. Misschien uit angst voor juridische barrières of de kiezersmarkt?

Waarom wordt de beroepsgroep van kunstenaars toch zo onheus benaderd? Ik hoop dat het bovenstaande bijdraagt aan het anders denken over de werking van kunst en cultuur, de maatschappelijke en politieke positie van kunstenaars en dat men in het algemeen wat verder doordenkt over andere beroepsgroepen en achterliggende factoren, in plaats te vervallen in simplistische ‘sound-bites’ of krantenkoppen.

Michiel Scheen - mei 2020
Jazzmusicus

* Vrij naar: Pim van Klink – “De bijzondere economie van het kunstenaarschap”, Amsterdam University Press, 2016





Reacties

  1. gedeeld op mijn facebookpagina,m'n beste. Ook in Vlaanderen is het huilen met de pet op. wat een verschil met Frankrijk,Wallonie of Italie waar een kunstenaar veel meer respect krijgt

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi stuk Michiel, we kunnen beter plastic plee borstels gaan maken, of nog beter laten maken, CEO van een plasticpleeborstel bedrijf oogst veel meer aanzien en geld dan een een kunstenaar die zijn hele leven iets uitbeeld waaraan het publiek zich spiritueel en intellectueel kan laven. Kunst zet aan tot denken , analyseren, luisteren, kijken en uiteindelijk tot het komen van een eigen beslissing hoe in het leven te staan, hoe te ontwikkelen, hoe voort te planten, hoe met de wereld om te gaan en uiteindelijk hoe te sterven. Groet Chris Ripken

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Verwijderd vanwege schrijffoutje.
    Kunstenaars zijn de slagroom op de taart, maar een zichzelf respecterende kunstenaar wil toch helemaal niet afhankelijk zijn van subsidies?
    Ik heb ooit mijn getalenteerde dochter het advies gegeven om vooral niet naar de kunstacademie te gaan, een voorbode van een leven in armoede. Ga iets leuks doen met je leven en gebruik je creatieve talenten om de wereld beter te maken. Daar zitten mensen op te wachten. Van je overige scheppend vermogen kun je altijd nog je hobby maken. Dan is er geen druk, geen afhankelijkheid. Ze is me dankbaar :)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Domavo, prima hoor. Vanuit jezelf geredeneerd kan ik daar niks tegenin brengen. Als ik wat breder naar de plek van de kunstenaar in de samenleving kijk, is mijn ervaring dat beleid niet wordt afgestemd op de beroepspraktijk.
      En als ik zie wat mensen op internet smijten als reactie op cultuurnieuws, dan gruwel ik van de hatelijkheid richting het beroep. Dat is wat ik aan de orde stel. Mensen denken niet even verder door en oordelen veel te snel over hun medemens.

      Verwijderen
    2. Ik denk ook niet dat uw dochter geschikt zou zijn geweest voor de kunstacademie. Talent zit hem namelijk niet in of je goed kunt schilderen of iets dergelijks, maar dat je de onbedwingbare drang hebt iets te willen creeeren. Als de eerste drempel (tegen de wil van de ouders in je roeping blijven volgen) al niet wordt overwonnen, houdt je het nog geen maand uit op de kunstacademie, die vol zit met mensen die wel de drang tot creëren hebben. Niets maakt de wereld zoveel mooier en brengt de wereld zoveel meer tot elkaar dan muziek en kunst, dat u dat niet ziet, is pas echte armoede.

      Verwijderen
    3. Dan heeft u dit stuk niet goed gelezen.

      Verwijderen
    4. Wellicht niet, want ik weet niet waar u op doelt. Mijn reactie was slechts op een volgzame dochter met talent.

      Verwijderen
    5. Sorry, ik bedoel: mijn reactie was slechts op de vader van de volgzame dochter met talent.

      Verwijderen
    6. U zegt dat ik zo armoedig ben dat ik niet zie dat kunst de wereld zo veel mooier maakt. Ik beschrijf dat echter bondig in de derde alinea. Bondig, omdat het stuk vooral de maatschappelijke en politieke positie van cultuur wil beschrijven. Het stuk wil aantonen dat een serieuze beroepsuitoefening net zo'n serieuze behandeling verdient als andere sectoren. Dat aan verplegers, onderwijzers, wetenschappers ook niet vertelt wordt dat ze bij falen hun beroep maar als hobby moeten uitvoeren. Een verwijt dat regelmatig naar kunstenaars geslingerd wordt. Zoals minister Wiebes bij Zomergasten deed. Hij zou een beter voorbeeld moeten geven.

      Verwijderen
    7. Beste Michiel, nee, ik reageerde op Domavo! Ik ben zelf kunstenaar. Ik beaam het hele stuk alleen maar.

      Verwijderen
    8. Aaah, nu begrijp ik het allemaal. Excuses voor mijn verwarring.

      Verwijderen
  5. Mooi stuk en allemaal waar. En nu? Wat gaat er mee gebeuren?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Dank. Kunsten92, de Creatieve Coalitie, het Nieuw Geneco, de BIM, de Kunstenbond FNV zijn hard aan het werk om in Den Haag voet aan de grond te krijgen. Er spelen een hoop dingen: crisismaatregelen die niet toegesneden zijn op zzp'ers waardoor veel (podium)kunstenaars zwaar in de problemen komen. Gelukkig is het allerlaatste nieuws dat de TOZO en TOG alsnog voor hen worden opengesteld.
    Daarnaast is er onlangs een Fair Practice Code door het Ministerie van OCW omarmd. Dat betekent eindelijk weer fatsoenlijke honoraria voor kunstenaars (die vaak onderaan de lijst van begrotingsprioriteiten stonden). MAAR wat blijkt nu: de minister gaat dit uit het bestaande budget financieren, oftewel: er worden veel minder kunstenaars gehonoreerd. Aan die Code is jarenlang hard gewerkt door de beroepsorganisaties en die waren zeer onaangenaam getroffen door de sigaar uit eigen doos. Daar is nog een strijd te leveren.
    Ik heb dit stuk geschreven omdat ik allerlei anekdotes en meningen in de media las (ieder vanuit haar/zijn eigen subdiscipline) maar een integrale synthese miste. Ik heb geprobeerd vele (schijnbaar onverenigbare) factoren met elkaar in verband te brengen en daar een geheel van te maken. Als munitie in het debat om meer erkenning te krijgen m.b.t de beroepspraktijk van kunstenaars. En simpelweg omdat ik (excusez le mot) schijtziek werd van de agressieve reaguurders die zonder enig benul hatelijkheden richting kunstenaars smijten.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. ondertussen zijn de politici de werkelijke amateurs..

    BeantwoordenVerwijderen
  8. … zie het probleem ook vanuit historisch perspectief. De 'hoge' cultuur is vanuit de middeleeuwen en renaissance geevolueerd vanuit 'de adel' en hun hoven. Nederland ligt een beetje in de periferie van die ontwikkeling waardoor het nooit echt een sterk aanzuigende werking heeft gekend. Er bestaat geen traditie in Nederland dat koningen en latere bestuurders veel investeerde in de kunstenaars. Bijvoorbeeld zelfportretten en landschapsschilderijen zijn wel een tijd in de mode geweest en die hebben ook diverse beroemde schilders opgeleverd … maar dat alles nog zéér marginaal vergeleken bij de grotere Europese centra. De mode heeft zich niet verankerd in een traditie .. dat zien we ook bij de andere kunstdisciplines. Wellicht heb je hier een punt die je verder in je uitstekende analyse zou kunnen verwerken .. dank. Remco Nitschelm

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ik las dit stuk, nadat dit via een kennis op mijn facebooktijdlijn terecht was gekomen en ik voel me aangesproken. Ik ben zo'n persoon. Onderdeel van de grote, grijze middenstand. Wat ik als cultuur beschouw, deed een bekend schrijver met een column nog af als "folklore". Ik sta dus ver af van wat een kunstenaar als "cultuur" beschouwd. Je kunt dus wel zeggen 'Ik heb daar geen verstand van'. En daarin sta ik niet alleen. U gaf zelf al aan dat ook beleidsmakers met cultuur in de portefeulle er 'geen verstand van hebben'.
    Ik denk dat dit geldt voor heel veel mensen. Dat is een probleem. Voor u. Voor de cultuursector.
    Bij cultuur treed massaal het Dunning-Kruger-effect in werking. Een psychologisch effect waarbij mensen die helemaal niet weten van een onderwerp denken dat ze alles begrijpen. Pas als je enigszins ingewijd bent in de "kunst" of het "vak" leer je dat je eigenlijks nog niets weet of kan, en dat je nog veel te leren hebt.
    De grijze massa staat buiten de cultuur wereld en weet niets, en denkt daarom "alles" te weten.
    Net als ik. En dus vind ik al jaren: 'Kunst is een hobby. Ben je goed genoeg of populair genoeg om van je hobby te kunnen leven? Good for you! Niet?... Get a real job!'
    Ik begrijp dat een kunstenaar gruwelt van deze manier van denken. Maar geloof me als ik zeg dat hij wijdverbrijd is.
    Het is het simpele gevolg van het feit dat veel kunstvormen simpelweg te ver van de gewone man of vrouw afstaan. Helaas leven wij in een democratie waar ook o.a beleidsmakers voor een deel afkomstig zijn vanuit het klootjesvolk.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Ik ben het zeer beperkt met je eens. De quote die aangehaald word "het klassieke economisch mechanisme van vraag en aanbod is niet van toepassing. Kunstenaars produceren werk uit noodzaak"

    Het is leuk dat kunstenaars uit noodzaak produceren, echter is dat vanuit eigen belang en blijkbaar niet in het belang van voldoende andere mensen. Als dit wel het geval was, dan word je ervoor voldoende betaald.

    Zelf heb ik op verschillende wijzen een behoefte om te creëren en probeer ik steeds nieuwe dingen uit om mezelf te ontwikkelen. Ik heb muziek gemaakt op de pc, met met draaitafels geoefend, getekend en recentelijk heb ik mijn eigen cross-over voor speakers gemaakt. Vele uren aan besteed om mij in te lezen en verschillende varianten gemaakt om een zo vlak mogelijke frequentie curve te krijgen. Een goede cross-over maken word door sommige ook gezien als een kunst, maar dat betekend niet dat ik hier dan maar voor gesubsidieerd moet worden evenals mijn andere "creatieve uitspattingen".

    Zolang je ergens niet voldoende geld mee kan verdienen om in je levensonderhoud te voorzien, dan heet het een hobby.

    Als kunstenaar moet je over een bepaalde creativiteit beschikken en dat moet je naar mijn mening zien in de breedste zin van het woord. Dit houd dus ook in jezelf vermarkten, de juiste ingangen/platformen te vinden om je kunst aan de juiste mensen te brengen. Zeker in de huidige tijd is het makkelijker dan ooit om een zeer groot publiek aan te spreken dankzij internet. Daarmee ligt feitelijk de wereld aan je voeten.

    ""Eén op de vijf kunstenaars verdient genoeg met kunst, de rest subsidieert zijn werk met niet-artistieke inkomsten. De grootste subsidiënt van de kunsten zijn de kunstenaars zelf.”

    Hoewel ik zelf geen voetbal kijk en hekel hoe de sport gesubsidieerd word, is dit bij voetballers misschien nog wel veel meer. Er zijn een hele hoop mensen die graag hun geld met deze sport willen verdienen, misschien zijn er hier wel meer van dan kunstenaars. Echter is er maar een zeer klein percentage wat die daadwerkelijk goed genoeg zijn om hier hun inkomen mee te verdienen. Betekend dit dat alle mensen die ook willen voetballen dan maar gesubsidieerd moeten worden?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het probleem is dat de werkelijke productiekosten onbetaalbaar zijn voor de consument. Bij het uitoefenen van het vak wordt bijvoorbeeld een musicus zwaar onderbetaald. Thuisstudie, repetities, repertoire-opbouw, promotiebeleid, reistijd, reiskosten, etcetera, etcetera, worden niet meegenomen in het honoraruim van het optreden. Een interim-manager of een gast bij een praatprogramma sturen een flinke factuur, de muzikant mag bij DWDD een minuutje gratis spelen, terwijl hij/zij uren van te voren instrumenten moeten opstellen, geluistest en camerarepetitie moeten doen, eten enzovoort. Alles onder het mom van "promotie van je laatste CD". De werkelijke kosten zijn voor velen onzichtbaar, vandaar dat de overheid een tegemoetkoming moet doen, anders kost een stoel in het Concertgebouw €800,-. En daar hebben musici net zoveel recht op, als je kijkt naar de overheidsbemoeienis die publiek en bedrijven krijgen, zoals ik beschrijf. Je kunt bijvoorbeeld ook een loodgieter zwart betalen, maar dan ontzeg je hem zijn beroepsinvesteringen, verzekeringrn, sociale premies en uitgestelde sociale uitkeringen, BTW-afdracht en -teruggave : toegevoegde waarde voor de gemeenschap. Je kunt een loodgieter ook vragen z'n vak als hobby uit te voeren, maar dat zal hij/zij niet als heel respectvol ervaren, dat gaat in tegen de beroepserkenning.

      Verwijderen

Een reactie posten